Geduld

“Zo snel mogelijk.” Hij kijkt mij doordringend aan.

“Echt. Ik wil hier geen dag langer wonen. Ga jij het voor mij regelen?”

“Zo snel kan dat niet Koen. Maar we kunnen de komende maanden eens kijken wat er mogelijk is.”

Die avond lees ik mij uren in op de websites van zorginstellingen voor mensen met een verstandelijke beperking. De wachttijden zijn lang. Ik vergelijk de aangeboden zorg met de zorg die hij nu krijgt. Besluit hier volgende week op terug te komen zodat we het er rustig over kunnen hebben en hij alle informatie kan laten bezinken.

Dat geduld heeft hij echter niet.

‘Weet je al wanneer ik kan verhuizen?’ De volgende ochtend word ik gewekt met dit appje. Ik slaak een zucht. Besef dat dit het begin zal zijn van de zoveelste onrustige periode van mijn cliënt.

“Goedemorgen Koen. Ik heb er gister het een en ander over uitgezocht maar we moeten eerst een inschrijfformulier opvragen. Dat kan een paar weken duren.”

“Oké. Laat maar weten wanneer ik kan verhuizen.”

Ik probeer tot tien te tellen maar het valt niet mee. Koen is nogal ongeduldig en verwacht van mij, zijn mentor, dat ik het wel even regel.

De volgende dag stuurt hij mij zesentwintig appjes, waarvan achttien foto’s. Hij is op zijn fiets van Delft naar Den Haag gegaan. Hij stuurt foto’s van woningen die hem wel geschikt lijken.

“Dit huis staat leeg. Wil jij die baas even bellen en zeggen dat ik morgen wel kan komen kijken?”

Ik kalmeer hem. Leg weer uit dat het meer tijd kost. Dat hij iets heel graag kan willen maar dat het daardoor niet sneller geregeld kan worden. We vullen samen het inschrijfformulier in en krijgen, voor hem een lange week later, te horen dat hij mag komen voor een intake gesprek.

Vandaag is de dag. Ik haal hem op. Samen rijden we er met mijn auto naartoe. Zodra hij instapt zie ik de spanning op zijn gezicht.

“Gaat ’t met je, Koen?”

“Ja, ik heb een beetje hard gewerkt. Ben een beetje moe.”

“Wat heb je dan gedaan?”

“Mijn spullen gepakt. Alles staat klaar. Ik ben benieuwd in welk huisje ik kan wonen. Dat horen we toch straks?”

Ik adem langzaam uit. Tel weer tot tien en parkeer mijn auto langs de kant. Voor de zoveelste keer moet ik hem als mentor rustig uitleggen wat geduld hebben is. Weer zal ik hem even teleurstellen en alle stappen aan hem uitleggen. Hij zal antwoorden dat hij het begrijpt en vervolgens zal blijken dat hij dat toch niet doet.

Het geeft niet. Ook dát is mentorschap. Steeds weer herhalen en tot tien tellen. Geduld hebben. Ook dát hoort bij Koen en inmiddels dus ook bij mij.

Carlijn

(Sinds december 2020 mentor van Koen)